Samenvatting oordeel
Situatie
De indiener van de klacht meent dat hij wegens zijn zware handicap de algemene gemeentebelasting (20 euro) en de vaste afvalbelasting (13 euro) van de stad Lier niet hoeft te betalen. Hij stelt dat er sprake is van een discriminatie van personen met een handicap en beperkt inkomen, en weigerde daarom de belastingen te betalen.
De indiener van de klacht was op zeer jonge leeftijd betrokken in een ernstig auto-ongeluk en heeft hierdoor een zware handicap. Door dit auto-ongeluk heeft hij een bedrag gekregen om van te leven. Hij betaalt geen personenbelasting omdat hij geen inkomen of uitkering krijgt.
Na verschillende waarschuwingen om de gemeentebelastingen te betalen, startte de stad Lier een proces om de openstaande schulden te innen via de gerechtsdeurwaarder. Nadat zijn bankrekening geblokkeerd werd, betaalde de indiener de belastingen en de deurwaarderskosten.
Beoordeling door de Geschillenkamer
De Geschillenkamer onderzoekt eerst of de klacht ontvankelijk is en of ze bevoegd is om over de klacht te oordelen. Vervolgens beoordeelt de Geschillenkamer of er sprake is van een indirecte discriminatie op het raakvlak van handicap en vermogen.
Ontvankelijkheid
De Geschillenkamer is enkel bevoegd om te oordelen over discriminatie binnen de grenzen van de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest. Gemeenten hebben het recht om zelf belastingen te heffen. Dit recht is vastgelegd in de Grondwet. Alleen de federale wetgever kan volgens de Grondwet beslissen om die fiscale autonomie van de gemeenten eventueel te beperken. Om die reden is de Geschillenkamer niet bevoegd om de algemene gemeentebelasting van de stad Lier te beoordelen. Dit deel van de klacht is dan ook niet ontvankelijk.
De Geschillenkamer is wel bevoegd om te beoordelen of de vaste afvalbelasting van de stad Lier discriminerend is. Het Vlaamse Gewest kan binnen haar bevoegdheid voor afvalstoffen de fiscale autonomie van gemeenten inperken als dat nodig is. In het materialendecreet stelt het Vlaamse Gewest regels op en stemt het de beheerskosten van huishoudelijk afval door gemeenten op elkaar af. De vaste afvalbelasting behoort hierdoor tot de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest.
De Geschillenkamer oordeelt ook dat er geen andere redenen zijn waarom de klacht niet ontvankelijk is.
Indirecte discriminatie
Volgens de indiener van de klacht heeft de vaste afvalbelasting van de stad Lier een discriminerende impact op personen die wegens een zware handicap een beperkt inkomen hebben.
De stad Lier heft een jaarlijkse belasting van 49 euro om de vaste kosten voor het inzamelen en het verwerken van huishoudelijk afval te dekken. Het reglement voor de vaste afvalbelasting is op het eerste gezicht neutraal, aangezien het geldt voor alle inwoners.
De indiener van de klacht vindt dat hij benadeeld wordt omdat hij hiervoor geen vrijstelling krijgt. Die krijgt hij wel voor de federale personenbelasting. Volgens hem moet de stad Lier hem een gelijkaardige vrijstelling geven. Aangezien het hier niet gaat over aanvullende gemeentebelastingen op de personenbelasting, wordt het bedrag van de vaste afvalbelasting niet berekend op basis van de federale personenbelasting. De vaste afvalbijdrage van de stad Lier wordt dan ook niet berekend op basis van het inkomen van de inwoner, maar bestaat uit een vast bedrag.
Bij het bepalen van de vrijstellingen en verminderingen op de vaste afvalbelasting moet de stad Lier wel steeds het discriminatieverbod respecteren. Wanneer meerdere beschermde kenmerken aan de orde zijn, zoals bij de indiener van de klacht, kan dit leiden tot een bijzondere kwetsbaarheid waarmee de stad rekening moet houden.
Ten eerste blijkt uit het feit dat personen die in een zorginstelling wonen vrijgesteld zijn van de vaste afvalbelasting, dat dit geen benadeling is voor de indiener van de klacht. Deze zorginstellingen hebben immers een apart systeem van afvalophaling en als onderneming zijn zij onderworpen aan een andere afvalbelasting.
Ten tweede krijgt de indiener van de klacht automatisch twee verminderingen, omdat hij alleenstaand is en omdat hij recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming van de ziekteverzekering. Hierdoor moet hij jaarlijks 13 euro in plaats van 49 euro vaste afvalbelasting betalen. De vermindering die hij krijgt omdat hij recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming, vormt een sociale correctie van de stad Lier voor personen die omwille van hun handicap maar een beperkt inkomen hebben. Deze vermindering halveert in dit geval het bedrag van de vaste afvalbelasting. De stad Lier houdt zo rekening met de bijzondere kwetsbaarheid van deze categorie van personen. De Geschillenkamer stelt dan ook geen benadeling vast van de indiener van de klacht op het raakvlak van handicap en vermogen.
Oordeel
Om die redenen oordeelt de Geschillenkamer dat er geen indirecte intersectionele discriminatie op grond van handicap en vermogen overeenkomstig het Gelijkekansendecreet kan worden vastgesteld.
Volledig oordeel
De Geschillenkamer, samengesteld uit voorzitter Sarah Lambrecht, bijzitter Eva Brems en bijzitter Koen Lemmens, en bijgestaan door griffier Dorien Geeroms, spreekt het volgende oordeel uit:
Procedure
De Geschillenkamer heeft de klacht ontvangen op 6 mei 2024.
De fase van het uitwisselen van standpunten en overtuigingsstukken werd afgerond op 23 september 2024. De Geschillenkamer ontving volgende stukken:
- het standpunt van de verweerder van 13 juni 2024
- het antwoord van de indiener van de klacht van 26 juli 2024
- het laatste antwoord van de verweerder van 23 september 2024.
Op 9 juli 2024 diende de indiener van de klacht een verzoek tot voorlopige aanbevelingen in. Hij vroeg aan de Geschillenkamer om de invorderingsprocedures van de verweerder tegen hem te schorsen.
De Geschillenkamer stelde vast dat de discriminatieklacht betrekking heeft op de heffing van de algemene gemeentebelasting en vaste afvalbelasting van de Stad Lier ten aanzien van de indiener van de klacht. De lopende invorderingsprocedures over deze belastingen hebben een aanzienlijke financiële impact op de indiener van de klacht, met name de gedwongen invordering en het toenemen van de schuld door deurwaarderskosten en eventuele interesten. De verweerder ging akkoord met het verzoek tot voorlopige aanbevelingen.
Op 22 juli 2024 besloot de Geschillenkamer dan ook om het verzoek tot voorlopige aanbevelingen in te willigen en formuleerde de volgende voorlopige aanbeveling ten aanzien van de verweerder:
- de tijdelijke schorsing van de invorderingsprocedures over de algemene gemeentebelasting en afvalbelasting ten aanzien van de indiener van de klacht tot de datum van de uitspraak van het oordeel ten gronde.
De Geschillenkamer behandelde de zaak tijdens een hoorzitting op 16 oktober 2024. Beide partijen waren aanwezig. De indiener van de klacht was aanwezig. De stad Lier werd vertegenwoordigd door een leidinggevende en een jurist van de diensten van de stad.
Feiten
Op 27 januari 2020 heeft de gemeenteraad van de stad Lier een algemene gemeentebelasting goedgekeurd. Deze gemeentebelasting is in werking getreden op 1 januari 2020 en geldt tot op 31 december 2025 (hierna: reglement algemene gemeentebelasting). De belasting bedraagt 20 euro voor een alleenstaande en 50 euro voor een gezin of een alleenstaande met kinderlast. De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd. Ook zijn bepaalde categorieën van personen vrijgesteld van de belasting.
Op 16 december 2019 heeft de gemeenteraad van de stad Lier een vaste belasting op het inzamelen en verwerken van huishoudelijke afvalstoffen goedgekeurd voor de jaren 2020 en 2021. Op 29 november 2021 heeft de gemeenteraad die ongewijzigd verlengd tot en met 31 december 2025 (hierna: reglement afvalbelasting vaste bijdrage). De jaarlijkse vaste afvalbelasting per gezin bedraagt 49 euro. Bepaalde categorieën van personen genieten een vrijstelling of vermindering.
De indiener van de klacht ontvangt van de stad Lier jaarlijks een aanslagbiljet voor de algemene gemeentebelasting en de vaste afvalbelasting. Voor de algemene gemeentebelasting bedraagt zijn jaarlijkse aanslag, als alleenstaande, 20 euro (met indexering). Voor de vaste afvalbelasting bedraagt zijn jaarlijkse aanslag 13 euro, omdat hij, als alleenstaande, een vermindering van 12 euro en, als gerechtigde op verhoogde tegemoetkoming van de ziekteverzekering, een vermindering van 24 euro, automatisch toegekend krijgt.
Hij weigerde deze belastingen te betalen omdat hij naar zijn mening wegens zijn zware handicap recht heeft op een vrijstelling, net zoals voor de personenbelasting en de aanvullende gemeentebelasting het geval is. Na verschillende aanmaningen startte de stad Lier een invorderingsprocedure tegen hem via de gerechtsdeurwaarder. Nadat zijn bankrekening werd geblokkeerd op 7 november 2022, betaalde de indiener de belastingen en de aanzienlijke deurwaarderskosten.
De indiener van de klacht stelde op 2 december 2022 een vordering in bij de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Hij verzocht definitief te worden vrijgesteld van de algemene gemeentebelasting en de vaste afvalbelasting. Daarnaast verzocht hij de stad Lier te veroordelen tot de terugbetaling van 627,90 euro en de stad Lier en IVAREM (de Intergemeentelijke Vereniging voor duurzaam Afvalbeheer regio Mechelen) te veroordelen tot terugbetaling van 426,29 euro.
De rechtbank van eerste aanleg oordeelde in haar vonnis van 13 december 2023 dat de stad Lier, en niet IVAREM, verantwoordelijk is voor het vestigen van de gemeentelijke aanslagen. Om die reden verklaarde de rechtbank de vordering tegen IVAREM niet ontvankelijk. Ook verklaarde de rechtbank de vordering tegen de stad Lier niet ontvankelijk, omdat de indiener van de klacht geen bezwaar had ingediend tegen de aanslagbiljetten. De rechtbank besloot dat de betwiste aanslagen en de belasting hierdoor definitief zijn geworden en in rechte niet meer kunnen worden aangevochten.
Op 12 januari 2024 ging de indiener van de klacht in hoger beroep. Het hof van beroep te Antwerpen bevestigde in zijn arrest van 7 oktober 2024 dat de vordering niet ontvankelijk is, omdat de indiener van de klacht geen administratief beroep heeft aangetekend tegen de betwiste aanslagen.
De klacht bij het Vlaams Mensenrechteninstituut werd op 6 mei 2024 aan de Geschillenkamer bezorgd.
Standpunten partijen
Standpunt indiener klacht
De indiener van de klacht meent dat hij wegens zijn zware handicap recht heeft op een vrijstelling van de algemene gemeentebelasting en de vaste afvalbelasting van de stad Lier. Hij meent dat er sprake is van een discriminatie op grond van handicap en weigerde om die reden deze belastingen te betalen.
De indiener van de klacht was op zeer jonge leeftijd betrokken in een ernstig auto-ongeluk en heeft hierdoor een zware handicap. Naar aanleiding van dit auto-ongeluk heeft hij een verzekeringskapitaal ontvangen dat in zijn levensonderhoud voorziet. Hij heeft geen eigen inkomen of een uitkering van de overheid. Als persoon met een zware handicap heeft hij recht op een toeslag op de belastingvrije som. Hij betaalt geen personenbelasting of aanvullende gemeentebelastingen omdat hij geen inkomsten ontvangt die onderworpen zijn aan de personenbelasting.
De indiener van de klacht voert aan dat hij geen belastingen verschuldigd is, ook niet aan zijn gemeente, omdat zijn inkomen onder de belastingvrije som ligt. Hij stelt dat de belasting opgelegd door de gemeente een aanvullende gemeentebelasting is, die haar grondslag dus vindt in de federale personenbelasting, waarvan hij is vrijgesteld. Hij vindt dat de stad Lier hierdoor de federale en Vlaamse verplichtingen niet naleeft. Bovendien heeft hij in geen enkele andere gemeente waar hij heeft gewoond, zulke belastingen moeten betalen.
Daarnaast stelt hij dat de voorziene vrijstellingen op de algemene gemeentebelasting van de stad Lier niet inclusief zijn en de stad Lier geen rekening houdt met zijn specifieke situatie. Hij vindt dat personen met een handicap moeten worden opgenomen in het fiscale beleid van de stad Lier. Deze kwetsbare doelgroep moet nu onterecht gemeentebelastingen betalen. Ook zou hij gediscrimineerd worden omdat hij niet in een gemeenschap voor personen met een handicap woont, nu die categorie wel is vrijgesteld van de algemene gemeentebelasting en de vaste afvalbijdrage.
Hij verzoekt de terugbetaling van 3 065,68 euro door de stad Lier.
Standpunt verweerder
Volgens de stad Lier is de klacht niet ontvankelijk. De algemene gemeentebelasting en de vaste afvalbelasting vallen onder de grondwettelijk gewaarborgde fiscale autonomie voor gemeenten. Aangezien de klacht gaat over gemeentelijke belastingen, stelt de stad Lier dat de zaak niet binnen de Vlaamse bevoegdheden valt. Bovendien valt de beweerde discriminatie niet onder de categorieën vermeld in artikel 20 van het Gelijkekansendecreet of de artikelen 3 tot 6 van het Decreet evenredige arbeidsparticipatie, en vermeldt de indiener van de klacht niet op basis van welk beschermd kenmerk hij zou worden gediscrimineerd. Voorts is de klacht kennelijk ongegrond omdat de gemeentelijke belastingreglementen niet discriminerend zijn en in overeenstemming zijn met de regelgeving over de lokale fiscale autonomie.
De stad Lier benadrukt dat het in deze zaak niet gaat over de aanvullende gemeentebelasting, gevestigd op de personenbelasting, maar over een algemene gemeentebelasting en een vaste afvalbelasting die berekend en geïnd worden overeenkomstig belastingreglementen van de stad Lier. Die belastingreglementen voorzien geen volledige vrijstelling voor personen met een handicap. Voor de vaste afvalbelasting geldt wel een verminderd tarief voor personen met een handicap.
Volgens de stad is er geen sprake van discriminatie. De algemene gemeentebelasting en de vaste afvalbelasting gelden voor alle inwoners van Lier die zich in dezelfde toestand bevinden en dus op dezelfde manier behandeld worden. De indiener van de klacht is niet minder gunstig behandeld op basis van zijn handicap dan andere burgers in dezelfde objectieve omstandigheden.
De stad Lier beroept zich op de grondwettelijk gewaarborgde lokale fiscale autonomie om de belastingen op te leggen. Geen van de uitzonderingen op deze autonomie gelden voor de situatie van de indiener van de klacht. De stad stelt dat op geen enkele manier een ongerechtvaardigd onderscheid werd gemaakt ten aanzien van de indiener van de klacht. De stad geeft ook aan dat de belastingen werden geheven op basis van goedgekeurde belastingreglementen. De indiener van de klacht diende daarbij op geen enkel moment een bezwaar in volgens de toepasselijke procedure.
De stad stelt dat de keuze om in een vrijstelling te voorzien voor gemeentelijke belastingen een loutere beleidskeuze is. De stad geeft aan dat de belasting gebaseerd is op een objectief en redelijk criterium: alle alleenstaanden en gezinnen ingeschreven in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister worden belast. Met deze belastingen beoogt de stad te kunnen voorzien in haar uitgaven, waaronder de vaste kosten inzake afvalbeheer.
De stad Lier stelt dat personen met een handicap deze belastingen ook moeten betalen, omdat ze op dezelfde manier als andere inwoners bijdragen aan de uitgaven van de stad. Ook zij gebruiken de gemeentelijke diensten inzake afvalbeheer, waarvan de betrokken belasting de kosten moet dekken. De stad stelt dat fiscale wetgeving, waaronder dus ook de algemene gemeentebelasting en de vaste afvalbelasting, van openbare orde zijn, en dus een strikte toepassing vereisen. Het dekken van haar uitgaven en het respecteren van de fiscale wet zijn legitieme doelen. Het niet voorzien in een vrijstelling voor personen met een handicap is passend en noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De stad besluit dan ook dat ze de indiener van de klacht niet discrimineert door haar belastingreglementen.
Beoordeling door de Geschillenkamer
De indiener van de klacht voert aan dat de stad Lier hem niet vrijstelt van de algemene gemeentebelasting en de vaste afvalbelasting, terwijl hij geen inkomen heeft wegens wegens een zware handicap.
De Geschillenkamer moet in deze zaak eerst beoordelen of de klacht ontvankelijk is en ze bevoegd is om over de klacht te oordelen (I), en vervolgens of er sprake is van een indirecte discriminatie op het raakvlak van handicap en vermogen (II).
I. Ontvankelijkheid van de klacht
De stad Lier voert aan dat de klacht niet ontvankelijk is. De Geschillenkamer zou niet bevoegd zijn, omdat het niet gaat om een Vlaamse bevoegdheid (A), de feiten niet vallen onder een beschermd domein van het maatschappelijk leven (B) en geen beschermd kenmerk wordt gespecifieerd (C). Ten slotte vindt de stad Lier de klacht kennelijk niet gegrond (D).
A. Bevoegdheid van de Geschillenkamer
De stad Lier stelt dat haar algemene gemeentebelasting en vaste afvalbelasting onder de grondwettelijk gewaarborgde fiscale autonomie voor gemeenten vallen. Aangezien de klacht gaat over gemeentelijke belastingen, voert de stad Lier aan dat de zaak niet binnen de Vlaamse bevoegdheden valt en de Geschillenkamer niet bevoegd is om zich uit te spreken over de zaak.
De Geschillenkamer is enkel bevoegd om zich uit te spreken over discriminatie binnen de grenzen van de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest.[1]
De gemeenten beschikken over een autonome belastingbevoegdheid die in de Grondwet verankerd is.[2] Het bepalen van de uitzonderingen op de gemeentebelastingen behoudt de Grondwet voor aan de federale wetgever.[3] Ook al zijn de gewesten bevoegd om de regels over de vestiging en de invordering van de gemeente- en provinciebelastingen te bepalen, het eventuele beperken van de fiscale bevoegdheid van de gemeenten behoort tot de bevoegdheid van de federale overheid. De gemeenschappen en de gewesten kunnen dan ook enkel de gemeentelijke fiscale autonomie inperken voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van hun eigen bevoegdheden.[4]
Omdat het in principe niet tot de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest behoort om de gemeentelijke fiscale autonomie in te perken, is de Geschillenkamer niet bevoegd om de algemene gemeentebelasting van de stad Lier te beoordelen. Dit deel van de klacht is dan ook niet ontvankelijk.
De indiener van de klacht kan wel een bezwaar indienen tegen deze belasting, gericht aan het college van burgemeester en schepenen. Dit moet gebeuren binnen drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.[5] Als na onderzoek van het bezwaar blijkt dat de betrokkene recht heeft op een terugbetaling, wordt het betaalde bedrag teruggestort. Als de betrokkene niet akkoord gaat met de beslissing over zijn bezwaar, kan hij daartegen in beroep gaan bij de rechtbank van eerste aanleg.[6] Die rechtbank kan onder meer onderzoeken of de algemene gemeentebelasting in overeenstemming is met het grondwettelijke beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Uit de stukken blijkt dat de indiener van de klacht geen bezwaar heeft ingediend tegen deze gemeentebelasting, waardoor ook zijn vordering bij de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep niet ontvankelijk was en niet verder onderzocht kon worden.
De Geschillenkamer is wel bevoegd om te oordelen over het deel van de klacht dat stelt dat de vaste afvalbelasting van de stad Lier discriminerend is. Het Vlaamse Gewest kan in uitoefening van haar bevoegdheid inzake afvalstoffen, de gemeentelijke fiscale autonomie inperken voor zover dit noodzakelijk is. Zo verwijst het reglement afvalbelasting vaste bijdrage, als juridische grondslag, zelf onder meer naar het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, en in het bijzonder naar artikel 26 dat de beheerskosten van huishoudelijk afval door de gemeenten regelt en harmoniseert. De belasting behoort hierdoor tot de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest.[7] Dit deel van de klacht is dan ook ontvankelijk.
B. Beschermd domein van het maatschappelijk leven
De stad Lier stelt dat de beweerde discriminatie niet valt onder de categorieën vermeld in artikel 20 van het Gelijkekansendecreet of de artikelen 3 tot 6 van het Decreet evenredige arbeidsparticipatie, en de indiener van de klacht ook niet specifieert onder welk beschermd domein van het maatschappelijk leven de feiten zouden vallen.
De feiten moeten vallen onder een beschermd domein van het maatschappelijk leven. Die domeinen zijn gedefinieerd in artikel 20 van het Gelijkekansendecreet. De “sociale voordelen” vormen één van deze domeinen. Dat zijn voordelen van economische of culturele aard die door overheidsdiensten of privé-organisaties worden toegekend.[8] De motivering van het reglement afvalbelasting vaste bijdrage geeft aan dat de voorziene verminderingen op die belasting bedoeld zijn als sociale correcties. De Geschillenkamer is dan ook van oordeel dat de feiten betrekking hebben op een sociaal voordeel toegekend door een overheidsinstantie.
C. Beschermd kenmerk
De stad Lier stelt dat de indiener van de klacht niet aangeeft op grond van welk beschermd kenmerk hij wordt gediscrimineerd.
In zijn klacht stelt de indiener van de klacht dat hij een discriminatie wenst te melden “op basis van invaliditeit” en dat “iedere persoon met een handicap […] recht [heeft] op volledige inclusie in de samenleving”. Ook bekritiseert hij het feit dat hij gemeentebelastingen moet betalen zelfs wanneer hij geen inkomen heeft.
Hieruit leidt de Geschillenkamer af dat de indiener van de klacht een intersectionele discriminatie aanvoert op grond van handicap en vermogen. Beide gronden zijn opgenomen in artikel 15bis van het Gelijkekansendecreet.
D. Kennelijk niet gegrond
De stad Lier voert aan dat de klacht kennelijk niet gegrond is omdat de gemeentelijke belastingreglementen niet discriminerend zijn en in overeenstemming zijn met de regelgeving over de lokale fiscale autonomie.
Het onderzoek van deze ontvankelijkheidsgrond valt samen met het onderzoek over de grond van de zaak.
II. Indirecte discriminatie
Vervolgens onderzoekt de Geschillenkamer de aangevoerde discriminerende impact van de vaste afvalbelasting van de stad Lier voor personen die wegens een zware handicap een beperkt inkomen hebben. Hierbij moet de Geschillenkamer nagaan of er sprake is van indirecte discriminatie op het raakvlak van handicap en vermogen.
A. Algemeen
Een indirecte discriminatie op het raakvlak van handicap en vermogen vindt plaats wanneer:
- een op het eerste gezicht neutrale praktijk;
- personen met die beschermde kenmerken in vergelijking met andere personen kan benadelen;
- tenzij die praktijk objectief wordt gerechtvaardigd. Dit is het geval wanneer de praktijk een legitiem doel nastreeft en de middelen om dit doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn.[9] Als aan die voorwaarden is voldaan, moet ten slotte een afweging worden gemaakt tussen het nadeel voor personen met die beschermde kenmerken en het belang van het nagestreefde doel.
Een op het eerste gezicht neutrale regeling kan ook een disproportionele impact hebben op personen met deze beschermde kenmerken, en hen bijzonder treffen op het raakvlak van deze kenmerken (indirecte intersectionele discriminatie).[10] Een intersectionele of kruispuntdiscriminatie is discriminatie op grond van meerdere beschermde kenmerken waarbij de combinatie van die kenmerken leidt tot een nadeel dat zich niet op dezelfde manier zou stellen op grond van één van die kenmerken alleen. Bij de rechtvaardigingstoets houdt de Geschillenkamer rekening met de omstandigheid dat meerdere beschermde kenmerken aan de orde zijn, en met de bijzondere kwetsbaarheid van de benadeelde persoon die daaruit kan voortvloeien.[11] In het bijzonder kan de Geschillenkamer de toetsingsintensiteit verhogen en dus een strikter toezicht uitoefenen op de verantwoording van de ongunstige behandeling.[12]
De Geschillenkamer onderzoekt deze elementen in twee stappen. Als de indiener van de klacht feiten aanvoert die het bestaan van een discriminatie kunnen doen vermoeden, valt de bewijslast dat er geen discriminatie is ten laste van de verweerder.[13] De verweerder kan dit bewijs leveren door het vermoeden van de indiener van de klacht te weerleggen of door de benadeling te rechtvaardigen.
De indiener van de klacht voert aan:
- dat een belastingreglement van de stad Lier een jaarlijkse vaste afvalbelasting oplegt aan haar inwoners (op het eerste gezicht neutrale praktijk);
- die niet voorziet in een vrijstelling van personen die omwille van een zware handicap een beperkt inkomen hebben en vrijgesteld zijn van de personenbelasting (benadeling van personen met beschermde kenmerken).
De stad Lier meent dat personen met een handicap niet benadeeld worden. Voorts geeft de stad Lier aan dat de vaste afvalbelasting tot doel heeft om de vaste kosten van het gemeentelijk afvalbeheer te dekken, waar personen met een handicap ook van genieten, en voert ze aan dat die belasting passend en noodzakelijk is om dit doel te bereiken.
De Geschillenkamer onderzoekt deze elementen opeenvolgend.
B. Op het eerste gezicht neutrale praktijk
Artikel 2 van het reglement afvalbelasting vaste bijdrage rekent per gezin een vaste afvalbelasting aan:
“Er wordt een vaste afvalbijdrage per jaar per gezin aangerekend van 49 euro. Aan het begrip “gezin” wordt dezelfde betekenis gehecht als in de bepaling van de laatste algemene onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkings- en vreemdelingenregisters.”
De stad Lier heft de jaarlijkse belasting om de vaste kosten voor het inzamelen en het verwerken van huishoudelijke afvalstoffen te dekken.[14] Dit reglement is dus op het eerste gezicht neutraal, aangezien het geldt voor alle inwoners.
C. Benadeling van personen met beschermde kenmerken
De artikelen 4 en 5 van het reglement afvalbelasting vaste bijdrage bepalen welke gezinnen recht hebben op een vrijstelling of vermindering van de belasting:
“Artikel 4: Vrijstellingen
Zijn van deze belasting vrijgesteld, voor zover aan de vrijstellingsmodaliteiten is voldaan op 1 januari van het aanslagjaar:
1. De gezinnen die als gevolg van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters een aanduiding referentieadres hebben.
2. De collectieve gezinnen waarvan de leden volgens het rijksregister aangeduid staan als lid van een gemeenschap (kloostergemeenschap, militairen in kazerne, verzorgingsinstellingen voor bejaarden/mindervaliden..)
3. De gezinnen die een aanduiding ‘tijdelijke’ afwezigheid (I.T. 026) hebben in het bevolkingsregister.
Artikel 5: Verminderingen
Bij de vaste afvalbelasting worden volgende verminderingen voorzien:
• Een vermindering van 12 euro per gezin van deze belasting is voorzien voor “alleenstaanden” (alleenwonenden en éénoudergezinnen).
Onder “alleenstaanden” wordt verstaan een gezin bestaande uit maximaal één meerderjarige persoon met of zonder minderjarige personen. Een persoon is meerderjarig indien hij/zij op datum van 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
• Er wordt geen rekening gehouden met de verwantschap binnen het gezin.
• Een vermindering van 3 euro per minderjarig kind in het gezin van deze belasting is voorzien met een maximum van 9 euro per gezin.
Een kind is minderjarig indien hij/zij op datum van 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt. Er wordt geen rekening gehouden met de verwantschap binnen het gezin.
• Een vermindering van 24 euro per gezin van deze belasting is voorzien voor gezinnen (referentiepersonen) waarvan minstens 1 of meerdere gezinsleden gerechtigde zijn op verhoogde tegemoetkoming van de ziekteverzekering, die voldoen aan de voorwaarden op 1 januari bedoeld in artikel 37, § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
[…].”
De indiener van de klacht voert aan dat hij benadeeld wordt omdat hij geen vrijstelling geniet, zoals wel het geval is voor de federale personenbelasting. Volgens hem is de stad Lier ertoe verplicht hem een gelijkaardige vrijstelling te geven.
Aangezien het hier niet gaat over aanvullende gemeentebelastingen op de personenbelasting, wordt het bedrag van de belasting niet berekend op basis van de federale personenbelasting. Het verschil in de berekeningswijze van de federale personenbelasting en de gemeentelijke vaste afvalbijdrage is het gevolg van deze verschillende aard. De vaste afvalbijdrage van de stad Lier wordt dan ook niet berekend op basis van het inkomen van de inwoner, maar bestaat uit een vast bedrag.
Bij het vaststellen van de vrijstellingen en verminderingen op de vaste afvalbelasting moet de stad Lier wel steeds het discriminatieverbod respecteren. Wanneer meerdere beschermde kenmerken aan de orde zijn, zoals bij de indiener van de klacht, kan daaruit een bijzondere kwetsbaarheid voortvloeien waarmee de stad rekening moet houden.
De indiener van de klacht voert aan dat de vrijstelling voor “collectieve gezinnen waarvan de leden volgens het rijksregister aangeduid staan als lid van een gemeenschap (kloostergemeenschap, militairen in kazerne, verzorgingsinstellingen voor bejaarden/mindervaliden..)”, discriminerend is voor personen met een handicap die niet in een dergelijke gemeenschap leven. Tijdens de zitting heeft de stad Lier verduidelijkt dat verzorgingsinstellingen een apart systeem van afvalophaling hebben en als onderneming onderworpen zijn aan een andere afvalbelasting. De Geschillenkamer stelt dan ook vast dat er op dit punt geen sprake is van een benadeling van personen met een handicap die niet gemeenschappelijk wonen.
De indiener van de klacht geniet wel twee verminderingen op de vaste afvalbelasting, die de stad Lier automatisch toekent. Ten eerste ontvangt hij een vermindering van 12 euro als alleenstaande. Ten tweede krijgt hij een vermindering van 24 euro omdat hij recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming van de ziekteverzekering. Hierdoor betaalt hij jaarlijks 13 euro in plaats van 49 euro vaste afvalbelasting.
De vermindering van 24 euro voor gezinnen waarvan minstens één of meerdere gezinsleden recht hebben op verhoogde tegemoetkoming van de ziekteverzekering, vormt een sociale correctie voor personen die omwille van hun handicap maar een beperkt inkomen hebben. De vermindering halveert het bedrag van de vaste afvalbelasting. De stad Lier houdt zo rekening met de bijzondere kwetsbaarheid van deze categorie van personen.
De indiener van de klacht geniet automatisch van deze aanzienlijke vermindering op de vaste afvalbelasting die gericht is op personen met een handicap met een beperkt inkomen. De Geschillenkamer stelt dan ook geen benadeling vast van de indiener van de klacht op het raakvlak van handicap en vermogen.
Beoordeling door de Geschillenkamer
Om die redenen oordeelt de Geschillenkamer dat er geen indirecte intersectionele discriminatie op grond van handicap en vermogen overeenkomstig het Gelijkekansendecreet kan worden vastgesteld.
Voetnoten
- De artikelen 6, eerste lid, en 14 VMRI-decreet, samen gelezen met artikel 20 Gelijkekansendecreet
- Artikel 170, § 4, Grondwet.
- Artikel 170, § 4, tweede lid, Grondwet.
- Overeenkomstig artikel 10 Bijzondere Wet tot hervorming der instellingen, zie Grondwettelijk Hof 28 februari 2008, nr. 32/2008, B.6; Grondwettelijk Hof 20 januari 2010, nr. 4/2010, B.4; Grondwettelijk Hof 29 juli 2010, nr. 89/2010, B.5.1. en B.7; Grondwettelijk Hof 16 juli 2015, nr. 105/2015, B.9.2.
- Artikel 8 reglement algemene gemeentebelasting en artikel 9, § 1, derde lid, decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
- Artikel 10 decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
- In uitoefening van zijn impliciete bevoegdheden, bedoeld in artikel 10 Bijzondere Wet tot hervorming der instellingen, zie Raad van State, afdeling wetgeving, 17 mei 2011, advies 49.512/3, § 6.
- Parl.St. Vlaams Parlement, 2007-08, nr. 1578/1, 13. Het Gelijkekansendecreet bevat, in tegenstelling tot de federale antidiscriminatiewetgeving, geen definitie van sociale voordelen die het toepassingsgebied ervan beperkt tot de sociale voordelen voor werknemers. Daarom is de Geschillenkamer van oordeel dat deze categorie zich niet beperkt tot sociale voordelen ten aanzien van werknemers. De recente wijziging van het Gelijkekansendecreet/Het wijzigingsdecreet verduidelijkt dit door de toevoeging van “sociale bescherming” als afzonderlijke categorie in het toepassingsgebied van het Gelijkekansendecreet (zie Parl.St. Vlaams Parlement, 2023-24, nr. 1937/1, 66).
- Artikel 16, § 2 Gelijkekansendecreet.
- Parl.St. Vlaams Parlement, 2023-24, nr. 1937/1, 64.
- Art. 27bis Gelijkekansendecreet.
- Parl.St. Vlaams Parlement, 2023-24, nr. 1937/1, 73-74.
- Artikel 36, § 1, Gelijkekansendecreet.
- Artikel 1 reglement afvalbelasting vaste bijdrage.